Keizersgracht 784-792

Persoonlijke herinneringen aan 1966

Bob Polak

Olofspoort 1965–1967

De vraag in de zomer van 1965 was niet óf ik lid van een studentenvereniging zou worden, maar alleen nog maar: van welke? Religieuze en politieke verenigingen vielen bij voorbaat af, het corps: dat dééd je niet en evenmin werd je lid van het goedkopere broertje van het corps, de USA. Bleef de Olofspoort over.
Na de besloten wereld van het Comenius Lyceum in de P.L. Takstraat kwam ik in augustus 1965 in een geheel nieuwe wereld terecht. Ik zag voor het eerst jongens met elkaar staan vrijen, ik hoorde iemand die Tim Krabbé bleek te heten en met twee biertjes van de tap bij een meisje terugkwam en vroeg: "Waar waren we ook alweer gebleven? O ja, ik was bezig je te versieren." Er waren drie jongens met de achternaam Dillo. Een ander bleek een gedicht: Tom Stom. Het geurde op de Keizersgracht continu naar bier, naar gist. De wc's waren stuk en smerig, op de muren waren grote tekeningen aangebracht (door een zekere Ab Tulp, hoorde ik later). Iemand bepleitte er de poëzie van Hanny Michaelis. We moesten, zo had-ie op de muur geschreven, allemaal haar nieuwste dichtbundel kopen. Michaelis. Ook alweer zo'n eigenaardige naam.

De ontgroeningsperiode heette bij Olofspoort kennismakingsperiode. We moesten een toneelstukje opvoeren (in een ander groepje werd de later als keukenprins beroemd geworden Johannes van Dam als een Jezus op een schild de caféachtige ruimte ingedragen). We moesten op de Oostelijke Eilanden in een kerk stinkende matrassen van het ene perceel naar het andere sjouwen. Ik liep met een bord om mijn nek de halve stad door om de studentenhuisvesting te promoten. We moesten kennismaken bij enkele oudere leden thuis, van wie ik me de oliedomme poppensnor Theo Capel herinner en een meisje (Joke Madsen) diep in Osdorp. Aan het eind van de avond behoorden we ons netjes af te melden bij de kennismakingscommissie, waar onder anderen een curieus ventje, Rogier Proper, in zat (die toen, in 1965, al het kraken van leegstaande panden bepleitte). We kregen van een forum seksuele voorlichting onder leiding van Jan Donkers, die niet veel later zelf moest trouwen.

Af en toe werd ik gevraagd om lid te worden van een dispuut, maar met enkele andere nieuwelingen hadden we al besloten een eigen dispuut op te richten. Dat werd NeonTetra, dat het hoogstens twee jaar zou volhouden, en van wie ik hier de namen Eddo Rosenthal en Ton Frenks (later van uitgeverij Coppens & Frenks) vermeld. Bij de inschrijving als lid van Olofspoort ging er iets mis, zodat ik alleen als lid tijdens de "nakennismakingstijd februari 1966" vermeld sta in een van de almanakken.

Na de kennismakingstijd bezocht ik nog slechts af en toe de sociëteit, ik was meer actief in het eigen dispuut dan op Olofspoort zelf. Daar, op de sociëteit, waren de leden van Baart alom aanwezig. Een afgebakende horde humorloze strebers. Dikkige jongens zoals Bert Vuijsje en Hans Knegtmans wier intellect toen al omgekeerd evenredig was aan hun lichaamsomvang. Het moment dat Jan Donkers en Wim Noordhoek, mannen in lange jassen, elkaar de hand schudden vóór een nachtvoorstelling in Kriterion! Zo jong nog en toen al zo bejaard.

Niemand wist in die dagen nog van het oorlogsverleden van Louis van Gasteren, zodat-ie ongehinderd door wie dan ook filmpjes kon vertonen op de sociëteit. Er liep een lelijke, maar alleraardigste jongen rond, Wim Schul, die het gevang in moest omdat hij weigerde in dienst te gaan. Achter de tap stond een graatmager kakmeisje Loes Schaafsma (of Schrama of Straatsma, zoiets) die continu met een ander bleef doorpraten zodat je pas na acht keer vragen eindelijk je biertje kreeg. Aan de foto's op deze website te oordelen, is het al vroeg slecht met haar afgelopen.

Er waren meer onaangenaamheden. Een blinde jongen, Rudi Stork, was lid van ons dispuut en werd door een stomdronken bestuurslid ongenadig geattaqueerd vanwege zijn handicap. De tranen biggelden uit de ogen van Rudi. Een dag later verweet het bestuurslid mij dat ik niet had ingegrepen.

Maar er liepen ook ongenadig mooie Joodse meiden rond (Geertje Wolf! Vera Illès!), er waren sowieso veel Joodse leden van Olofspoort.

De sfeer in die twee jaar dat ik er lid van was (1965–1967), was zoals die in de rest van de binnenstad toen. Olofspoort was een bakermat van en voor Provo. Na de rellen op 19 maart 1966 bij de fototentoonstelling iets verderop op de Prinsengracht, trok een grote groep zich terug in onze eigen sociëteit. Leden van Olofspoort zaten vanouds in de redactie van het opstandige en kritische Propria Cures dat in die dagen week in week uit ageerde tegen Het Huwelijk van Beatrix en Claus ('Raus!') von Amsberg. Ruim een week eerder, 10 maart 1966, bracht ik met heel wat andere leden van Olofspoort de Hitlergroet toen de koets met Claus en Beatrix passeerde in de Raadhuisstraat.

Hoe opwindend allemaal ook, na verloop van tijd moest er toch weleens worden gestudeerd. Ik zegde mijn lidmaatschap op, deed vijf jaar over mijn kandidaats Politicologie en mijn studie vertraagde nog verder toen ik in 1973 toetrad tot de redactie van Propria Cures. Uiteindelijk behaalde ik in het voorjaar van 1977, na ruim elf jaar, mijn doctoraal. Maar die paar jaar bij Olofspoort en bij Propria Cures waren jaren zoals ik ze later nooit meer heb meegemaakt.

Terug